Op de strategische plek waar de Gouwe in de Hollandsche IJssel uitmondt staat het Tolhuis. Hier betalen de schippers de vereiste tol om hun reis te mogen vervolgen. Diverse tollenaars breiden het aanvankelijk eenvoudige gebouw uit en laten het interieur verfraaien. Vanaf de zeventiende eeuw vervult het Tolhuis ook een representatieve functie. Zo is Hugo de Groot er geregeld te gast. Het tollenaarschap blijkt een lucratieve functie. Tollenaars uit de achttiende eeuw behoren tot Gouda’s meest vooraanstaande regenten. Niet lang na de komst van de Fransen eind achttiende eeuw worden de tollen afgeschaft.
Grafelijke tol naar Gouda
Rond 1200 ontstaat in de nabijheid van de motte van de heren Van der Goude een kleine handelsnederzetting. Een halve eeuw later wordt de Donkere sluis gebouwd, gevolgd door de Haven. Zich bewust van het strategisch en economisch belang van deze plaats verleent graaf Floris V het in 1272 stadsrechten. Gouda telt dan rond de duizend inwoners. Om het belang van het jonge stadje te onderstrepen komt de grafelijke tol, in 1284 nog in Moordrecht gevestigd, naar Gouda. Wanneer dit precies is weten wij niet; de eerste vermelding van een ‘Tollenhuuse’, gelegen aan de westzijde van de Haven, dateert uit 1389. Er zijn aanwijzingen dat het een toren met afgeschuinde hoeken betreft.
Verpachting van de tol
Vanaf 1330/1331 verpacht de landsheer de tol aan de meestbiedende. De pachttermijnen liggen tussen de twee en vijf jaar. Het aangaan van een langdurig pachtcontract is niet zonder risico’s. De jaarlijkse pachtopbrengsten van de Goudse tol fluctueren met het economische tij, dat - vooral in de middeleeuwen - bepaald wordt door oorlog en vrede. Over het algemeen zijn de tollenaars personen van aanzien. Omstreeks 1550 ondergaat het Tolhuis een aanzienlijke uitbreiding door de bouw van wat nu als de kern van het complex wordt beschouwd. De oorspronkelijke toren met afgeschuinde hoeken is al eerder veranderd in een rechthoekig pand, tijdens het tollenaarschap van Dirk Cornelisz. van Reynegom (1504-1584).
Hugo de Groot aan tafel
In 1606 doet Pieter Cornelisz. de Lange zijn intrede in het Tolhuis. Hij moderniseert het interieur en creëert daarmee een representatief onderkomen. Hugo de Groot gebruikt er als advocaat-fiscaal van het Hof van Holland meerdere keren de maaltijd. Om het dichtslibben van de Haven tegen te gaan, laat het stadsbestuur in 1615 ter hoogte van het Tolhuis sluisdeuren aanbrengen. Een aan de IJsselzijde van het Tolhuis gelegen gebouwtje, in 1615 bestemd tot sluiswachterwoning, wordt enkele jaren later uitgebreid in westelijke richting. Beide gebouwen zijn optisch tot een eenheid gesmeed door de oostelijke vleugel met dezelfde oranjerode steen te ommantelen als waarmee de uitbouw is opgetrokken.
Afschaffing tol
In 1631 laat Johan Gijsbertsz. Sas de kern en de oostvleugel van het Tolhuis vrijwel geheel vernieuwen. De fraaie plafondschilderingen in de oostvleugel dateren uit die periode. Dat het tollenaarschap ook dan nog een lucratieve functie is, blijkt uit het feit dat de tollenaars in de achttiende eeuw tot de meest vooraanstaande Goudse regenten behoren. Zo is de in 1746 aangetreden Bartolomeus de Moor van Immerzeel jarenlang burgemeester. Zijn belangstelling voor de Nederlandse letterkunde brengt hem in contact met de verlichte schrijfster Betje Wolff. Zij is verschillende malen te gast in het Tolhuis. In januari 1795 trekken de Fransen, luid toegejuicht door de Goudse burgers, de stad binnen. Drie jaar later worden de tollen afgeschaft.