Het Goudse stadsbestuur trekt zich het lot van arme zieken en gebrekkige bejaarden vanouds aan. Minder bedeelde Gouwenaars, die niet in staat zijn verpleegkosten te betalen, krijgen een gratis plaatsje in het Catharina Gasthuis. De omstandigheden zijn weinig comfortabel, maar er is een bedstede en - zij het minimale - verzorging. De kennis en mogelijkheden van de dokters en chirurgijns zijn zeker naar huidige maatstaven beperkt. In de tweede helft van de negentiende eeuw verandert dat ten goede. Ook nemen gediplomeerde verpleegsters de plaats in van ongeschoolde dienstboden. Het duurt dan niet lang meer of de eerste ziekenhuizen ‘moderne stijl’, zijn in Gouda een feit.
Strak regime
Uit de benaming ‘gasthuis’ blijkt dat het oorspronkelijk een onderkomen is voor arme vreemdelingen of onvermogende passanten: bedelmonniken, rondtrekkende handwerkslieden, weggelopen lijfeigenen, verbannelingen of landlopers. Het Goudse stadsbestuur geeft ze één nacht gratis onderdak. Na verloop van tijd kunnen ook arme zieken, gebrekkige bejaarden, krankzinnigen en kostkopers - mensen die tegen betaling van een eenmalig bedrag gedurende de rest van hun leven worden verzorgd - intrekken in het gasthuis. Er heerst een strak regime met vaste tijden van opstaan en naar bed gaan. Bovendien mogen de patiënten zich niet met de dagelijkse gang van zaken bemoeien. Alleen op doordeweekse dagen is bezoek toegestaan. Onhandelbare krankzinnigen worden opgeborgen in de dolcellen onder het koor van de gasthuiskapel. Eén van deze cellen is bewaard gebleven. De proveniers zijn verplicht tijdens de maaltijden aanwezig te zijn. Zo niet, dan geen eten. Na de ingebruikname van het Van Iterson Ziekenhuis in 1910 kunnen bestedelingen (onverzorgde kinderen die bij vreemden in de kost zijn gedaan) in het gasthuis terecht. In 1938 verhuizen zij naar het nieuwgebouwde Huize Juliana in de Korte Akkeren. Het gasthuis krijgt dan de bestemming van museum.
Zelfvoorzienend
Of de eerste gebouwen van het gasthuis aan de zijde van de Sint-Janskerk liggen of aan de Oosthaven is niet bekend. Wat we wel weten, is dat na de stadsbranden van 1361 en 1438 herbouw plaatsvindt. In 1542 vindt een ingrijpende verbouwing plaats van de grote ziekenzaal in de achterbouw van het gasthuis. Deze zaal imponeert nog steeds. Het complex aan de Oosthaven wordt in 1665 geheel gerenoveerd en krijgt een gevel in de stijl van het Hollands classicisme. Aan weerszijden van de gang liggen twee vertrekken: de regentessenkamer en de regentenkamer. Daarboven bevindt zich de Chirurgijnskamer met, gescheiden door een overloop, nog een tweede vertrek. Na de renovatie van de voorbouw wordt het Ruim opgetrokken. Deze lange, smalle zaal biedt in geval van nood plaats aan 39 kribben. In 1836 komt de verbinding tussen de voor- en achterbouw tot stand. Het gasthuis is lange tijd zelfvoorzienend met een bakkerij en brouwerij. De bereiding van de medicijnen vindt plaats in de eigen apotheek. De negentiende eeuw brengt een aantal moderniseringen, zoals gasverlichting en stromend water in respectievelijk 1853 en 1883.
Medische staf
Het bestuur is in handen van de gasthuismeesters. Zij stellen de regels op, zorgen voor de inkomsten en controleren de uitgaven. Dagelijks bezoekt de stadsdokter de zieken en schrijft de benodigde medicijnen voor. Een ziekenvader en -moeder zijn verantwoordelijk voor de verzorging van de patiënten. Dienstboden staan hen terzijde. Zij dweilen iedere morgen de zalen, schudden de bedden op en wassen de zieken. Bemerkt een dienstbode dat iemand stervende is, dan stelt zij de ziekenmoeder daarvan in kennis. Na het overlijden van een zieke, wassen de dienstboden de dode en leggen deze in het bijzijn van de binnenvader in een kist. De eerste verpleeghulpen doen in 1832, het jaar van de cholera-epidemie, hun intrede. Belangrijk is de komst van stadsheelmeester M. Spruyt in 1871. Hij zorgt voor de aanschaf van moderne medische instrumenten zoals een röntgentoestel in 1895. Ook verricht hij kleine operaties, ondanks de gebrekkige middelen die hem ter beschikking staan. De eerste gediplomeerde verpleegster doet in 1900 haar intrede.