Lange tijd telt Gouda twee weeshuizen: het Heilige Geestweeshuis aan de Jeruzalemstraat en het Aalmoezeniers(wees)huis aan de Spieringstraat. Het Aalmoezeniers(wees)huis biedt onderdak aan arme wezen, waarvoor in het Heilige Geestweeshuis geen plaats is. Het weeshuis behoort toe aan aalmoezeniers, die onder meer zijn belast met het weren van de bedelarij en de zorg voor de ‘ware’ armen. Geldgebrek noodzaakt de beide Goudse weeshuizen in 1812 samen te gaan. Onder de naam Verenigd Wees- en Aalmoezeniershuis zetten zij hun activiteiten voort in het uitgebreide complex van de aalmoezeniers aan de Spieringstraat. In 1948 wordt het weeshuis wegens gebrek aan belangstelling opgeheven.
Voorbereiding op godsvruchtig leven
Het Heilige Geestweeshuis aan de Jeruzalemstraat heeft de oudste papieren en functioneert sinds 1573 als zelfstandig weeshuis. Het weeshuis wordt bestuurd door zes regenten die voor het leven zijn benoemd. Het beheer is in handen van de Heilige Geestmeesters. Drie, later vier ‘moeders’ of regentessen houden toezicht op de keuken en de naaikamer. Een binnenvader en -moeder zijn verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken. Zij sturen het huishoudelijk personeel aan en houden toezicht op de weeskinderen, die naast een praktisch gerichte opleiding een gedegen voorbereiding op een godvruchtig leven krijgen. Zo komt de catechiseermeester maar liefst vier maal per week naar het weeshuis. De overhoring van de catechismusvragen, die de weeskinderen op zondag voor de preekstoel moeten opzeggen, vindt plaats op zaterdagmiddag. Het aantal kinderen in het weeshuis daalt van 52 in 1614 naar slechts 41 in 1765. In de museumtuin is een gevelsteen aanwezig die een godsdienstleraar met zijn leerlingen uitbeeldt. De leraar wijst omhoog naar de duif die symbool staat voor de Heilige Geest. De duif is afgebeeld in het timpaan (dat inmiddels verloren is gegaan). Het beeldhouwwerk is van stadsbeeldhouwer Gregorius Cool.
Spinnen, spoelen, weven
In 1586 wordt de Aalmoezenierskamer opgericht, met als belangrijkste doel het weren van de bedelarij en de zorg voor de ‘ware’ armen. Ook de zorg voor weeskinderen die niet in het Heilige Geestweeshuis kunnen worden opgenomen is in handen van aalmoezeniers. Omdat de ouders van deze weeskinderen geen poorters zijn geweest of omdat de kinderen ouder zijn dan tien jaar worden zij aanvankelijk uitbesteed, dat wil zeggen tegen betaling ondergebracht in gezinnen. De vrouwen van de aalmoezeniers bezoeken de weeskinderen ten minste iedere veertien dagen om te zien of ze goed worden verzorgd en zich naar behoren gedragen. Intussen werken de aalmoezeniers plannen uit voor een eigen weeshuis. In 1599 is het Aalmoezeniers(wees)huis een feit. De opnamecapaciteit van het weeshuis bedraagt dan 24 weeskinderen. Vier buitenmoeders of regentessen houden toezicht op de wezen. Ook hier zijn de binnenvader en -moeder verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in het weeshuis. De werkmeester en zijn vrouw leren de weeskinderen spinnen, spoelen en weven. Omdat het weeshuis niet meer rendeert, komt in 1636 een einde aan de activiteiten. In 1642 bouwen de aalmoezeniers een nieuw weeshuiscomplex op het terrein van het voormalige Margrietenconvent aan de Spieringstraat. Boven de toegangspoort wordt een reliëf aangebracht met weeskinderen die een lauwerkrans omhoog houden. Tussen hen in staat het wapen van de stad Gouda. In 1683 wonen maar liefst 60 jongens en 55 meisjes in het weeshuis.
Samenvoeging en opheffing
In 1812 brengt geldgebrek de besturen van het Heilige Geestweeshuis en het Aalmoezeniers(wees)huis ertoe de beide weeshuizen samen te voegen. Omdat het Aalmoezeniers(wees)huis over de beste accommodatie beschikt, wordt het Verenigd Wees- en Aalmoezeniershuis in het complex aan de Spieringstraat ondergebracht. In 1849 neemt het aantal wezen zo sterk toe dat kinderen van tien jaar en ouder weer in pleegezinnen worden geplaatst. De jongens krijgen een opleiding tot ambachtsman, de meisjes tot dienstbode of naaister. Bij hun vertrek uit het weeshuis ontvangen ze een uitzet. In 1928 schaft het weeshuis de uniforme kleding in de Goudse stadskleuren rood en wit af. Als in 1941 de Duitsers het weeshuis vorderen dient een woonhuis aan de Zoutmanstraat 33 als tijdelijk onderkomen voor de weeskinderen. Na de oorlog is de belangstelling voor het weeshuis zo gering dat in 1948 wordt besloten de huisvesting van weeskinderen te beëindigen. Tussen 1968 en 1973 vindt een grondige restauratie van het complex plaats, waarna de Openbare Bibliotheek er zijn intrek neemt.