Stadsbestuurder Cornelis Johan de Lange van Wijngaerden (1752-1820) laat zich binnen de vroedschap nadrukkelijk gelden als een vooraanstaand leider van de patriottische beweging. Als de aanhangers van Oranje in september 1787 met de patriotten afrekenen, vlucht De Lange naar Brussel en wordt uit de vroedschap gezet. Niet lang daarna keert hij terug en krijgt weer een plaats in het bestuur van de Republiek, waar hij tot de inlijving bij Frankrijk actief blijft. Minder bekend is De Lange als stadsgeschiedschrijver. Toch is hij een van de weinige historici die zelf onderdeel van de geschiedschrijving wordt. De Lange van Wijngaerden is begraven in het familiegraf in de Coolkapel van de Sint Janskerk.
Leider van de Goudse patriotten
C.J. de Lange, vrijheer van Wijngaerden en Ruygbroek, lid van één van de rijkste regentenfamilies, is al op zijn 25ste jaar lid van de vroedschap van Gouda. In de vroedschap bepleit De Lange invloed van de burgerij op de samenstelling van de bestuursorganen in de Republiek. Hiermee haalt hij zich de woede op de hals van de aanhangers van stadhouder Willem V. Hij sluit zich aan bij de oppositiepartij, die zich na het uitbreken van de oorlog met Engeland in 1780 in snel tempo vormt en bekendheid krijgt als de patriottenbeweging. In 1783 is De Lange betrokken bij de oprichting van het Goudse Vrijkorps, bestaande uit militante patriotten. Gesteund door het vrijkorps neemt de invloed van de Goudse patriotten, vooral na het vertrek van de stadhouder uit Den Haag in 1785, snel toe. De dagen van het Oranjehuis lijken geteld.
Aanhouding Wilhelmina van Pruisen
Wilhelmina van Pruisen, de kordate echtgenote van de weinig daadkrachtige en immer aarzelende prins Willem V, besluit in juni 1787 tot een tegenoffensief. Zij gaat op weg naar Den Haag om daar een verzoening tussen de Oranjegezinden en de patriotten te bewerkstelligen. Een afdeling van het Goudse vrijcorps houdt de prinses nabij de Vlist staande en brengt haar in afwachting van nadere orders naar een boerderij bij de Goejanverwellesluis. Commandant van het vrijkorps, en daarmee eerstverantwoordelijke voor de aanhouding van Wilhelmina, is De Lange. Zelf is hij op dat moment voor overleg in Woerden. Aan het eind van de dag keert hij terug naar zijn commandopost aan de Goejanverwellesluis en weigert de prinses de doorgang. Haar rest weinig anders dan rechtsomkeert te maken.
Vlucht naar Brussel
Het optreden van het Goudse vrijkorps is voor Wilhelmina aanleiding de hulp van haar broer Frederik Willem II, koning van Pruisen, in te roepen. Deze eist genoegdoening van de Staten van Holland. Als deze niet komt, trekt medio september een Pruisische legermacht van 20.000 soldaten de Republiek binnen. Veel tegenstand ondervinden zij niet. Voor de aanhangers van Oranje is dit een uitgelezen kans om met de door hen zo gehate patriotten af te rekenen. Ook in Gouda worden hun huizen geplunderd, waarbij de kapitale woning van De Lange aan de Westhaven niet gespaard blijft. Om erger te voorkomen, vlucht hij naar Brussel. Tijdens zijn afwezigheid wordt hij uit de Goudse vroedschap gezet. Zijn ballingschap duurt overigens niet lang. In december 1790 keert De Lange terug naar de Republiek. ’s Winters woont hij in Gouda aan de Westhaven en ’s zomers verblijft hij op zijn landgoed Oud-Wassenaar.
Terug in het bestuur
In 1795 keren de kansen. Het Franse leger trekt over de bevroren rivieren de Republiek binnen en stadhouder Willem V vlucht met zijn gezin naar Engeland. Het bestuur van de Republiek wordt op een nieuwe leest geschoeid. Dat daarbij ook De Lange een taak krijgt toebedeeld, spreekt voor zich. Tot de inlijving van de Republiek bij Frankrijk in 1810 maakt hij met tussenpozen deel uit van het landsbestuur. Dat jaar legt de Lange zijn functies neer omdat hij niet onder het centrale Franse bewind wil dienen. Daarom valt het te betwijfelen of hij keizer Napoleon op 29 oktober 1811 heeft gezien tijdens diens korte stop aan de gemeentegrens van Gouda.