De economische toestand in Nederland raakt in de Franse tijd in een neerwaartse spiraal. In Gouda slaat de crisis nog heviger toe dan elders. De Goudse nijverheid is sterk afhankelijk van ondernemingen met een lange traditie, zoals de pijpenmakerijen, touwslagerijen en pottenbakkerijen. Om het hoofd boven water te houden ontslaan veel bedrijven een deel van hun arbeiders. Werkloosheid en daarmee armoede zijn de onvermijdelijke gevolgen. Stadsarts W.F. Büchner schrijft in 1842 ‘dat het getal armen hier ter stede onevenredig groot is’. Economische achteruitgang, werkloosheid, armoede en bedelaars zijn telkens weerkerende thema’s in het Gouda van de negentiende eeuw. De Werkinrichting tot Wering van de Bedelarij blijkt een succesvolle organisatie om het toenemend aantal bedelaars terug te dringen.
Gouwenaar ... bedelaar
De armoede die halverwege de negentiende eeuw in veel gezinnen heerst, heeft tot gevolg dat schamel geklede mannen, vrouwen en kinderen gaan bedelen. Het aantal bedelaars stijgt zodanig dat de Gouwenaars dit als een bezoeking voelen. Bovendien schamen zij zich ervoor. Het woord Gouwenaar wordt synoniem van bedelaar. Dat is in 1849 aanleiding voor enkele Goudse notabelen om hun stadgenoten te vragen één cent per dag bij te dragen voor de oprichting van een Werkinrichting tot Wering van de Bedelarij. Het bedrag is waarschijnlijk gebaseerd op wat dagelijks aan vele bedelaars op straat wordt gegeven. Zeshonderd stadgenoten verplichten zich tot een gezamenlijke betaling van circa zeven gulden per dag. De inrichting opent haar deuren op 2 januari 1850 aan de Groeneweg, in het voormalig gebouw van de Latijnse School. Hoewel er bij de Gouwenaars de nodige scepsis heerst, volgt al spoedig een hernieuwd verzoek om een geldelijke bijdrage. Achthonderd mensen betalen dan in totaal twintig gulden per dag. Daarnaast wordt ingetekend voor een bedrag ineens van driehonderd gulden.
Verplicht te werken
Op de eerste openingsdag van de inrichting melden zich 119 armen, de tweede dag 174 en na drie weken is het aantal gegroeid tot meer dan 400 per dag. Zij zijn verplicht om van acht uur 's morgens tot zeven uur 's avonds aanwezig te zijn. Daarbij geldt de verplichting tot werken, in ruil waarvoor zij driemaal per dag een voedzame maaltijd krijgen. De armen verrichten talrijke werkzaamheden, waaronder touwpluizen voor scheepswerk, kousen en sokken breien, vlas spinnen, erwten , bonen, tabak en lompen sorteren en spijkers recht kloppen. De werkers ontvangen per dag drie, later zes centen. De inrichting blijkt aan haar doel te beantwoorden. Acht maanden na de opening, in september 1850, kan de voorzitter van het bestuur trots uitroepen: 'De bedelarij is geweerd, de luiheid is gefnuikt!'
Van werkinrichting tot bejaardentehuis
In 1865 krijgen arme Gouwenaars permanent onderdak aangeboden in de werkinrichting aan de Groeneweg. Bij hun opname ontvangen de mannen en vrouwen, die niet jonger dan zestig jaar mogen zijn, een riant pakket kleren van het huis. Er is een grote zaal ingericht met ijzeren bedden voor vierentwintig mannen en twee kamers voor elk zes vrouwen. Wie kan werken wordt geacht dat te doen, al naar gelang zijn of haar mogelijkheden. Vanwege de zeer hoge leeftijd van de bewoners van de inrichting vallen in 1875 de zwaarste werkzaamheden af. In 1899 vindt op de hoek van de Koepoort nieuwbouw plaats. Dat jaar wordt ook het vijftig-jarig bestaan van de werkinrichting gevierd. Op den duur loopt het aantal dagbezoekers drastisch terug, terwijl voor de vaste bewoners de verplichting tot werken vervalt. Dit leidt omstreeks 1954 tot een naamsverandering: voortaan heet de inrichting Huize Groeneweg. In 1973 wordt het tehuis wegens bouwvalligheid gesloten. Drie jaar later verrijzen er aan de nabijgelegen Baanstraat 144 appartementen voor ouderen. De restauratie van de eeuwenoude, vervallen gebouwen aan de Groeneweg begint eind 1982. In het complex komen twintig één- en tweekamerwoningen voor jongen mensen. Het prachtige achttiende-eeuwse goudleerbehang in de voormalige regentenkamer blijft behouden. Het gerestaureerde complex wordt in 1984 officieel in gebruik genomen.