Gouda’s economische hoogtepunt ligt in de vijftiende eeuw. Daarna is de stad nooit meer zo welvarend. In de eerste helft van de negentiende eeuw bereikt de stad een dieptepunt. Er heerst in economisch opzicht alom stagnatie en passiviteit, gepaard gaande met grote werkloosheid en armoede. De omslag komt rond 1850, in heel Nederland ontwaken de steden. In Gouda vestigen zich belangrijke industrieën, die velen werk en dus brood verschaffen. Bedrijven als de Kaarsenfabriek en de Goudsche Machinale Garenspinnerij worden opgericht. Ondernemers zorgen voor vernieuwingen in het productieproces. Arbeiders voelen zich steeds meer betrokken bij hun werk en bedrijf. Er vindt schaalvergroting plaats: vele kleine bedrijfjes met weinig arbeiders verenigen zich tot enkele grote ondernemingen. Een belangrijke aanjager van dit alles is de stoommachine.
De kracht van stoom
In 1800 werkt nog maar een enkele ondernemer in Nederland met stoom. Dat blijft nog lang zo; grote fabrieken met stoommachines zijn vóór 1850 een uitzondering. Wat Gouda betreft: in 1855 hebben drie fabrieken in totaal drie stoomwerktuigen in werking, in 1881 zijn dat negenenveertig fabrieken met in totaal eenenzestig stoommachines. Soms gaat het mis. In 1919 ontploft de stoomketel van blekerij ‘De Rijzende Zon’. De ravage is groot en volgens een verslag ‘hingen de meisjes in de boom’. De firma Cosijn & Co, in 1853 opgericht, maakt niet alleen gebruik van stoommachines maar vervaardigt deze ook zelf. In 1865 laat Cosijn zich fabrikant van stoom- en andere werktuigen noemen en profileert zich naar buiten toe als ‘stoomijzergieterij’. De gieterij fabriceert allerhande stoomwerktuigen, zoals stoomgemalen die dienen voor de bemaling van polders. Daarnaast passen vooral aardappelmeel-, siroop- en sagofabrieken en zeepziederijen stoomkracht toe.
Stoomzeepziederij ´De Hamer´
Een voorbeeld van een innoverend bedrijf is de eeuwenoude zeepziederij ‘De Hamer’. Eigenaar Th.P. Viruly plaatst er in 1841 een stoomketel. Viruly neemt ook zeepziederij ‘De Hond’ over. De twee bedrijven gaan als één onderneming verder onder de naam ‘Viruly’. Het bedrijf bloeit. Een negatieve invloed op de rentabiliteit vormt de hoge zeepaccijns, die kan oplopen tot vijftig procent van de kostprijs. Veel wasserijen maken daarom zelf zeep met behulp van oleïne, dat ze afnemen van de Kaarsenfabriek. Viruly slaagt erin de concurrentie het hoofd te bieden dankzij forse investeringen. Het bedrijf gaat naast zachte ook harde zeep maken. In 1901 wordt aan de Turfsingel een nieuw pand gebouwd, dat als zeepziederij ‘De Hamer’ deel uitmaakt van de Kaarsenfabriek waaraan ‘Viruly’ is verkocht. In 1918 wordt het bedrijf afgestoten. Het bedrijfspand dient daarna als opslagplaats voor verschillende goederen en wordt niet meer onderhouden. Unichema koopt in 1987 de bouwval die, ondanks vele protesten, wordt gesloopt . Er komt een nieuw gebouw voor in de plaats dat dienst doet als hoofdkantoor van Unichema.
Stearine Kaarsenfabriek
In 1853 richten A. Schoneveld van der Cloet, D.W. Westerbaan en A.A.G. van Iterson een aardappelsiroopfabriek op. De aardappels worden direct na de oogst in het najaar verwerkt tot glucosesiroop. In de zomer staan de stoommachines stil. Apotheker Van Iterson stelt voor om ze ook in de zomermaanden te benutten door stearinekaarsen te gaan maken. Scheikundige M.E. Chevreul heeft ontdekt dat vetten en oliën geen enkelvoudige stoffen zijn. Het lukt hem dierlijke vetten te scheiden, waardoor hij enerzijds een vloeibare ‘fractie’ krijgt, de oleïne, en een vaste ´fractie´, stearine genaamd. Stearine heeft een hoog smeltpunt en is daarom een goede grondstof voor het maken van een kaars die niet walmt of druipt. De drie mannen investeren veel geld in het bedrijf dat al snel goed loopt. In 1858 richt Van Iterson een aparte stearinekaarsenfabriek op bij de Schielands Hoge Zeedijk: de NV Stearine Kaarsenfabriek Gouda. De omzet van kaarsen en stearine in binnen- en buitenland is groot. Dat de kwaliteit van de kaarsen hoog is blijkt onder meer uit het feit dat ze enkele keren worden bekroond. In 1899 ontvangt de Stearine Kaarsenfabriek het predicaat ‘Koninklijke’. Behalve kaarsen en stearine verkoopt de onderneming ook oleïne en glycerine. Het bedrijf maakt slim gebruik van paraffine, dat uit aardolie afkomstig is. De fabriek mengt deze paraffine met stearine, waardoor de kaarsen goedkoper worden. Door het aanbod aan producten steeds tijdig te vernieuwen en te verbreden, loodst de directie de Kaarsenfabriek als een groot chemisch bedrijf de twintigste eeuw binnen.
Garenspinnerij (1861)
Een andere economische motor van vooruitgang is de Garenspinnerij. Eeuwenlang kent Gouda touw- en garenbedrijven. Het zijn eenmansbedrijven met soms enkele knechten in dienst. Om de buitenlandse concurrentie het hoofd te bieden slaan vijf kleingarenfabrikanten in 1861 de handen ineen. Ze richten de Goudsche Machinale Garenspinnerij aan de Turfsingel op, waarbij volop stoomkracht wordt aangewend. In 1871 heeft het bedrijf ruim honderddertig werknemers in dienst. In 1880 wordt 's zomers tweeënzeventig en ’s winters zestig uur per week gewerkt. De mannen verdienen tussen de acht en de twintig gulden, de vrouwen tussen de drieëneenhalve gulden en zes gulden. Er vinden vele uitbreidingen van gebouwen en machines plaats. In 1896 gaan de werknemers in staking teneinde betere arbeidsvoorwaarden te krijgen. Door de concurrentie van derdewereldlanden is de fabriek later niet meer rendabel en gaat nagenoeg failliet in de jaren zeventig van de twintigste eeuw. In 1981 vertrekt het bedrijf met tien man personeel naar Waddinxveen.