Op 4 augustus 1914 valt Duitsland het neutrale België binnen. De Eerste Wereldoorlog is een feit. Belgische vluchtelingen trekken Nederland binnen en strijken onder meer in Gouda neer. Zij zijn een ware attractie voor de Gouwenaars, die de vluchtelingen gastvrij onderdak bieden. In 1915 slaat de stemming om en wordt in een Goudse raadsvergadering kritisch gesproken over de Belgen. Zij zouden het niet zo nauw nemen met het zedelijk leven. De Goudse burgers nemen het echter voor de vluchtelingen op. Na de wapenstilstand in november 1918 keren de Belgen huiswaarts, maar niet na de Goudse bevolking uitbundig te bedanken voor haar steun.
Begin van de oorlog
Gedurende hun tijd in het neutrale Nederland staan de vluchtelingen onder toezicht van de Nederlandse overheid. Volgens een ruwe schatting zijn er aan het begin van de oorlog meer dan één miljoen Belgische vluchtelingen in ons land. Na de eerste oorlogshandelingen keert het grootste deel van hen terug naar België. Zo’n 100.000 vluchtelingen blijven achter in Nederland. Van deze groep worden er 20.000, die niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien, ondergebracht bij particulieren en in vluchtelingenkampen, in Gouda, Uden, Nunspeet en Ede. De eerste groep Belgen, zo’n 150 in aantal, arriveert op 9 oktober 1914 per trein in Gouda. De Gouwenaars trekken in drommen naar het station om de vluchtelingen te zien. Het aantal vluchtelingen neemt in korte tijd snel toe; op 1 november telt Gouda er al 1.444. Zij worden voorlopig gehuisvest bij particulieren, in vertrekken van sociëteit ‘Ons Genoegen’, sociëteit ‘De Reünie’ en in de concertzaal van de ‘Katholieke Sociëteit’. Ook verblijven er vluchtelingen op een boot in de Haven.
Bijzondere huisvesting
Bijzonder is de opvang van de vluchtelingen in enkele verwarmde kassen van een tuinderij aan de Graaf Florisweg. Al snel wordt de gehele tuinderij bestemd voor de Belgische vluchtelingen. Van de zes grote kassen worden er drie ingericht als slaapzaal, twee als recreatiezaal en een als eetzaal. Twee van de drie kleine kassen krijgen de bestemming van wasgelegenheid, terwijl de derde kas dienst doet als bijkeuken. Daarnaast wordt een aantal houten gebouwen neergezet, die dienst doen als leslokaal, werkplaats, ziekenhuis, kledingmagazijn, kerk en keuken. Verder worden op het terrein 64 demontabele woningen gebouwd. Het aantal inwoners loopt langzaam maar zeker terug van een kleine 2.000 in 1915 naar rond de 1.150 in 1917. Daarnaast zijn er nog enkele honderden vluchtelingen bij particulieren ondergebracht.
Dagelijkse gang van zaken
De commandant (leider) van het vluchtoord is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken. Een staf van verpleegsters, onderwijzers en administratieve krachten staat hem terzijde. De politie en marechaussee bewaken het kamp en handhaven de orde. Huishoudelijke werkzaamheden, zoals schoonmaken en koken, doen de vluchtelingen zelf. Eenmaal per week mogen de bewoners gebruik maken van het badhuis. De kinderen in het vluchtoord volgen onderwijs. Vrouwen en meisjes vervaardigen kleding in speciaal daartoe ingerichte naai- en breiklassen. Ook maken de vluchtelingen manden en speelgoed voor een Engelse liefdadigheidsorganisatie. De centrale gedachte is de vluchtelingen bezig te houden, uit vrees dat ‘ledigheid tot geestelijk verval zou kunnen leiden’. In de avonduren wordt gemusiceerd. Daarnaast worden toneelstukken opgevoerd. Voor de geestelijke verzorging is er een pastoor.
Stemming wisselt
In het begin ontplooien de Gouwenaars tal van initiatieven om de vluchtelingen te helpen. De plaatselijke padvinders halen kleding op en bedrijven en particulieren zorgen voor etenswaren. Het verstrekken van sterke drank is streng verboden. In 1915 slaat de stemming enigszins om. In de gemeenteraad wordt gesproken over het al dan niet doorgaan van de kermis uit vrees voor problemen met de Belgen. De vluchtelingen zouden het niet zo nauw nemen met het zedelijk leven. Als reactie op deze aanname krijgt het gemeentebestuur een petitie aangeboden, ondertekend door 343 Goudse burgers. Zij uiten hun ongenoegen over de onsympathieke wijze waarop in de raadsvergadering is gesproken over de in Gouda verblijvende Belgen. Zij zijn van mening dat het merendeel van de Gouwenaars de aanwezigheid van de vluchtelingen op hoge prijs stelt.
Blijk van waardering
Op 11 november 1918 wordt de wapenstilstand gesloten. Vóór zij huiswaarts keren bedanken de Belgen - tijdens een feestelijke bijeenkomst - de Goudse bevolking voor haar steun. Als blijk van waardering krijgt de burgemeester een maquette van het vluchtoord en een vaandel van het Belgische muziekcorps aangeboden.