De oude doorvaartroute van de Hollandsche IJssel naar het IJ is tegenwoordig de ruimste waterweg door Holland. Van oudsher kent deze doorvaart de nodige problemen, zoals ondiepte, ijsgang, droogte en dijkdoorbraken. Het grootste knelpunt is wel de lange wachttijd voor Gouda´s sluizen. Na 1850 groeit de binnenvaart dusdanig, dat de toestand in Gouda onhoudbaar wordt. Na veel vertraging besluiten provincie en rijksoverheid tot de aanleg van een nieuwe grote scheepvaartsluis in een kanaal tussen de IJssel en de Gouwe, ten westen van Gouda. In 1936 is deze 'Julianasluis' klaar en gaat de scheepvaart buiten de stad om. Gouda verliest dan met de scheepvaart een aanzienlijk deel van de gemeentelijke inkomsten.
Gouwekanaal
Om de binnenvaart tussen Rotterdam en Amsterdam vlot te laten passeren is een veel langere, bredere en diepere sluis nodig dan de oude Mallegatsluis. De eerste plannen voor een nieuwe sluis dateren uit 1875. Daarnaast is er behoefte aan een krachtiger gemaal voor de waterpeilbeheersing op de Gouwe. De rivier behoort immers tot de boezemwateren van het Hoogheemraadschap Rijnland. Er wordt gekozen voor een rigoreuze oplossing: de aanleg van het 'Gouwekanaal' vanuit de Gouwe bij de Gouwespoorbrug naar de Hollandsche IJssel. Tussen Gouda en Moordrecht, waar eerder de Alpherwetering uitmondde, splitst het kanaal zich in een scheepvaartkanaal met sluis en een stroomkanaal met boezemgemaal en keersluis. In de zomer van 1927 treft men voorbereidende werkzaamheden. In de eerste helft van de jaren dertig, de crisistijd, verrichten honderden mannen in het kader van de werkverschaffing het graafwerk voor het 2.200 meter lange Gouwekanaal.
Julianasluis
De Julianasluis (12 meter breed, 125 meter lang, met een schutcapaciteit van schepen tot 1.500 ton) heeft stalen roldeuren die over de bodem rijden om vlot te kunnen schutten. Een op het complex aanwezige reservesluisdeur laat de constructie goed zien. De deuren, bruggen, schuiven en afsluitbomen worden elektrisch bediend. Het sluiskantoor is een elegant gebouw met een klokkentoren en er staan twee sluiswachtershuisjes langs de sluiskolk. In 1939 passeren 42.000 schepen met een inhoud van ruim 4,5 miljoen ton de sluis. In de Tweede Wereldoorlog wordt op last van de bezetter de naam Julianasluis vervangen door Nieuwe Sluis, waarna veel schippers van de Nieuwe Julianasluis spreken. Na de oorlog wordt de oorspronkelijke naam in ere hersteld. Vanwege de twee over de sluis gelegen ophaalbruggen heeft het verkeer ongehinderd doorgang.
Gemaal Mr. P.A. Pijnacker Hordijk
Tegelijk met de sluis treedt het dieselgemaal Mr. P.A. Pijnacker Hordijk, met een pompcapaciteit van 1800 m³/minuut, in werking. Onder alle omstandigheden kan het gemaal het boezempeil binnen Rijnland garanderen. Het oude uit 1856 daterende stoomboezemgemaal, de ‘watermachine’ aan de Fluwelensingel, wordt nu buiten gebruik gesteld en in 1939 afgebroken. Kort daarna verrijst op de fundamenten van het oude gemaal een voetbrug over de Fluwelensingel. In 1942 vindt de bouw plaats van de Ir. De Kock van Leeuwensluis, gelegen tussen de Nieuwe Gouwe en de stadssingels. De sluis draagt bij aan het op peil houden van de grondwaterstand in de binnenstad. Om verversing te bewerkstelligen, maar vooral om de peilbeheersing van de stadsboezem te verbeteren, bouwt Rijnland in 1960 nog een klein gemaal aan de Hollandse IJssel bij de Mallegatsluis. In 1988 volgt de bouw van een tweede stadsboezemgemaal aan de Fluwelensingelgracht, het Hanepraaigemaal, op de plaats waar tot 1939 de Hanepraaisluis lag.