Op 11 februari 1964 vindt tussen Gouda, Waddinxveen en Reeuwijk een grenscorrectie plaats. De polder Bloemendaal wordt aan Gouda toegevoegd. Daarmee krijgt de stad ruimte voor de door rijk en provincie opgelegde taak om woningen te bouwen. Regiogemeenten bedreigen met hun uitbreidingsdrang de openheid van het Groene Hart. Met de mogelijkheid om woningen te bouwen in de polder Bloemendaal voorziet Gouda in een regionale behoefte. De nieuwe wijk, die Bloemendaal gaat heten, zal zesduizend woningen, een groot stedelijk bedrijventerrein en een brede zone met bovenwijkse voorzieningen bevatten. De wijk wordt gerealiseerd tussen 1966 en 1990 en dat gaat niet van een leien dakje op het slappe veen. Gouda valt bijna in het 'Gat van Bloemendaal'.
Bouwen op veen
Bloemendaal is gerealiseerd in een polderland dat zich nauwelijks van een moeras onderscheidt. De vaste grondslag ligt hier plaatselijk 24 meter diep. Tussen dit pleistocene zand en het maaiveld bevindt zich een weke veenmassa, in Gouda ook wel ‘dik water’ genoemd. De argeloze voorbijganger zakt hier langzaam maar onverbiddelijk omlaag. Daarom kiest men ervoor om op dit waterland een zandpakket te storten dat de bestaande bodem ineen drukt. In dit pakket worden ‘zandpalen’ geboord ter ontwatering van het veen daaronder. Deze vracht moet enkele jaren inklinken totdat zich een bodem vormt die voor bewoning geschikt is. Intussen ontstaan er in de Reeuwijkse Plassen nieuwe eilanden van opblubberend Bloemendaals veen.
Het ‘Gat van Bloemendaal’
Zo wordt met de allernieuwste vindingen op civieltechnisch gebied deze welhaast bodemloze put vakkundig gedempt. Maar dat kost wel veel geld, veel méér dan ooit is begroot. Bovendien is door minister Schut een locatiesubsidie toegezegd, die uiteindelijk nooit wordt betaald. Daar komen nog een paar kleinere tegenvallers bij, zoals de kosten voor het handhaven van de Bloemendaalseweg. Halverwege de realisatie, eind jaren zeventig, wordt bekend dat de planexploitatie van Bloemendaal een begroot voorlopig tekort van ruim negentig miljoen gulden vertoont. Het is een sensatie. De gehele landelijke pers verschijnt ter plaatse om ooggetuige verslag te doen van dit gigantische financiële ongeluk. Binnen het Goudse wordt op alle straathoeken zorgelijk gemompeld over dit ‘Gat van Bloemendaal’. De vraag is natuurlijk hoe deze ramp heeft kunnen gebeuren. Dat lijkt niet zo moeilijk. Al meteen wijst men naar het grondbedrijf, waar elk financieel benul ontbreekt en dat ook nog eens voortdurend onderbemand is. Dat mag misschien allemaal waar zijn, maar er is nog iets anders.
Het ‘Bruine Boekje’
Er blijken heel wat meer gemeenten te zijn die met een dergelijk ‘gat’ te kampen hebben. De meeste van die gaten zijn wel wat kleiner; het grote verschil is vooral dat de andere gemeentebesturen hun kaken stijf op elkaar houden sinds de Goudse nachtmerrie bekend is. De belangrijkste oorzaak van al dit ongerief is een dun, onschuldig ogend boekje. De volkswoningbouw ontvangt rechtstreeks subsidie van het Ministerie van Volkshuisvesting. Daaraan zijn voorwaarden verbonden, zoals de toepassing van een uniforme grondexploitatie, zodat de Inspectie alle gemeentelijke plannen op gelijke wijze kan beoordelen. Dat alles is vastgelegd in het boekje ‘Grondkosten woningbouw’, dat vanwege zijn kleur bekend staat als het ‘Bruine Boekje’. Het is een berucht boekje, dat zogenaamde Bruine Boekje. Dat komt omdat de voorgeschreven exploitatiemethode nergens op slaat. Het is een methode met grote ingebouwde gaten. Zodra er iets mis gaat, zoals enige stagnatie in het bouwen, dan leidt dit meteen tot een in eerste instantie onzichtbaar, maar later des te duidelijker exploitatietekort. Er zijn wel enkele grondbedrijven die dit snel doorzien. Daarom worden er twee begrotingen gemaakt: één voor de Inspectie, die na goedkeuring ijlings wordt weggesmeten, en één voor het grondbedrijf zelf, waarin de werkelijke gang van zaken staat genoteerd. Daarmee is natuurlijk wél sprake van een dubbele boekhouding.
Het ‘gat’ gedicht
Het is niet aannemelijk dat er ook bij het Goudse grondbedrijf zo’n dubbele boekhouding heeft bestaan. Dat is keurig, maar het resulteert wel in een begroot gat van ruim negentig miljoen gulden. Het brengt Gouda op de rand van een faillissement. Maar het probleem wordt koelbloedig opgelost. Het gemeentebestuur bepaalt dat, hoe dan ook, dit tekort nooit mag leiden tot enig verlies aan kwaliteit. Het ‘Gat van Bloemendaal’ wordt gedicht door een nog juist aanvaardbare verdichting van het plan, een verhoging van de grondprijzen en de Onroerend Zaak Belasting, en een rijksbijdrage van globaal vier gulden per Nederlander. En Gouda wordt een ‘artikel 12-gemeente’. Daar generen de Gouwenaars zich een beetje voor. Maar er is niets mis mee, uiteindelijk. De stad houdt er deze bijzondere wijk aan over. Bloemendaal is zijn ‘gat’ dubbel en dwars waard.