Josine de Bruyn Kops gaat de geschiedenis in als iemand die vindt dat Nederland te weinig vrouwelijke kunstenaars heeft. Als directeur van het middelgrote Gouds museum blijkt De Bruyn Kops in staat daarin verandering te brengen. Zij heeft namelijk bij haar aanstelling in 1976 de opdracht een collectie hedendaagse kunst voor de stad op te bouwen. Daarnaast heeft oude kunst haar aandacht, getuige onder meer de aanzet tot restauratie van de zestiende eeuwse Goudse altaarstukken. Ook stimuleert De Bruyn Kops het verzamelen van sier- en gebruiksaardewerk.
Discussie en kritiek
In binnen- en buitenland worden in de jaren zeventig en tachtig veel tentoonstellingen rond het thema ‘vrouwelijke’ kunst georganiseerd. De kwaliteit van de tentoongestelde kunstwerken is regelmatig onderwerp van discussie en kritiek, ook in kranten en tijdschriften. Dit heeft zeker de aandacht van Josine de Bruyn Kops. Zij is van mening dat je vrouwelijke kunstenaars een slechte dienst bewijst als je aan zoiets essentieels als kwaliteit voorbij gaat. Hedendaagse kunst in het algemeen roept al discussie op, de extra aandacht voor het werk van vrouwelijke kunstenaars maakt het er niet makkelijker op. Josine de Bruyn Kops heeft echter alle vertrouwen in de kunstenaars van wie zij werk toont in haar museum. Hun kunstwerken zijn boven elke twijfel verheven. Je kunt het met Josine’s visie of beleid oneens zijn, het is altijd integer en zij is ook steeds bereid tot discussie. Zij is zich terdege bewust van het controversiële karakter van haar missie als museumdirecteur.
Gouds podium voor ‘vrouwelijke’ kunst
Het Gouds museum (destijds Catharina Gasthuis geheten) maakt onder leiding van Josine de Bruyn Kops een creatieve en vibrerende periode door. Josine’s vriendin Liesbeth Brandt Corstius voert in Arnhem vanaf 1982 een vergelijkbaar beleid. Bovendien zijn zij beiden actief in de Stichting voor Vrouwen in de Beeldende kunst (SVBK). Beide directeuren breken museaal iets open. Zij doorbreken misschien wel een taboe, want anno 2009 wordt nauwelijks meer stilgestaan bij het geslacht van de kunstenaar. Of het werk van een man of vrouw is lijkt niet meer van deze tijd. De vraag is of Josine het anno 2009 hiermee eens zou zijn. Wellicht zou zij er op wijzen dat continuïteit binnen het oeuvre van de kunstenaar voor een vrouw moeilijker te verwezenlijken is. Met name het moederschap is een aspect apart, waaraan elke vrouwelijke kunstenaar haar eigen invulling geeft. Als museumdirecteur én moeder heeft Josine de Bruyn Kops daar ook zelf mee te maken. Zij kan zich dan ook heel goed in de positie van vrouwen in de kunst verplaatsen. Een expositie of een aankoop door het Gouds museum betekent voor hen een enorme stimulans. En zo kun je als relatief bescheiden museum toch iets betekenen voor de ontwikkeling van eigentijdse kunst.
Oude kunst en kunstnijverheid
Josine de Bruyn Kops is initiatiefneemster van de restauratie van de Goudse zestiende-eeuwse altaarstukken. Het project neemt jaren in beslag en duurt nog steeds voort. De gemeentelijke en landelijke overheid subsidiëren het project. Een commissie van deskundigen begeleidt de restauratie, die begint in juli 1985 met het ‘Maria’-altaarstuk van Dirck Barendsz. uit circa 1565. Daarnaast werkt het Gouds museum al vanaf 1983 aan de restauratie van zes monumentale schilderijen van de Oud-katholieke kerk. Bovendien verrijkt sinds voorjaar 1983 het schilderij ‘de ongelovige Thomas’ van de Goudse zeventiende-eeuwse meester Wouter Crabeth het bezit van het Gouds museum. Het is een langdurige bruikleen van het Rijksmuseum. In 1985 worden twee uit 1552 daterende panelen met de portretten van Jan Jacobsz. van Rosendael, burgemeester van Gouda, en zijn vrouw Lydia Amelisdr. van Rijswijk aangekocht. In datzelfde jaar verwerft het museum het schilderij ‘arbeidersvrouw met twee kinderen’ uit 1918 van Charley Toorop. Deze aankoop is bedoeld als een eerste stap om het ‘gat’ te dichten tussen de Haagse School van de collectie Arntzenius en de hedendaagse kunst. Meer aankopen en bruiklenen volgen. Daarnaast stimuleert Josine de Bruyn Kops het verzamelen van zowel sier- als gebruiksaardewerk.
Eind 1983 wordt bij Josine de Bruyn Kops kanker geconstateerd. Zij blijft doorwerken en zoekt tegelijkertijd naar genezing. In juli 1986 neemt zij afscheid van het Gouds museum, precies tien jaar nadat ze daar als directeur is begonnen. Kort daarna, in maart 1987, overlijdt zij.