Veel Gouwenaars leiden in de eerste helft van de negentiende eeuw een armoedig bestaan. Zij wonen in lage bedompte huizen en hebben weinig te eten. Het drinkwater komt rechtsreeks uit vervuilde grachten, die dienst doen als open riolen. Vuilnishopen langs de straten verspreiden een verpestende stank. Besmettelijke ziekten als pokken en cholera hebben vrij spel. De gemiddelde leeftijd van de Gouwenaars is opvallend laag. Büchner (1780-1855) trekt zich het lot van zijn stadgenoten aan. Zijn belangrijkste wapen in de strijd tegen cholera is verbetering van de hygiëne: helder drinkwater, schone straten en een deugdelijke riolering. In niet mis te verstane bewoordingen brengt Büchner zijn ideeën onder de aandacht van het stadsbestuur. Toch duurt het nog jaren voordat de gemeente zijn adviezen opvolgt.
Gevecht tegen de pokken
Pokken is een uiterst besmettelijke virusziekte met veelal een dodelijke afloop. Zij die het overleven zijn met hun pokdalig gezicht voor het leven getekend. Omdat de pokken vooral jonge kinderen treft, wordt wel gesproken van de ‘kinderziekte’. In 1796 slaagt de Brit Edward Jenner er als eerste in via inenting met het koepokvirus de ziekte te voorkomen. Büchner toont zich een groot voorstander van vaccinatie. Meerdere keren wordt hij onderscheiden voor het gratis toedienen van koepokinentingen. De orthodox-hervormden verzetten zich daartegen. Zij zien inenting als een inbreuk op het vertrouwen in God. Volgens Büchner is de belangrijkste reden dat mensen zich niet laten inenten echter onverschilligheid. Ondanks al zijn inspanningen breekt in de loop van 1831 een pokkenepidemie in Gouda uit. Deze houdt aan tot in 1832. Büchner behandelt in totaal 311 patiënten, van wie er 35 overlijden. Het is de laatste epidemie in zijn soort die Gouda treft.
Strijd tegen de cholera
In het voorjaar van 1832, als een cholera-epidemie dreigt, treft het stadsbestuur van Gouda op advies van Büchner voorzorgsmaatregelen. Zo wordt een cholerahospitaal ingericht. In augustus constateert Büchner het eerste geval van cholera in de stad. Deze uiterst besmettelijk darmziekte tast dat jaar 264 Gouwenaars aan, van wie er 116 sterven. Ook Büchner blijft niet gespaard. Hij krijgt een lichte vorm van cholera, die bekend staat onder de naam cholerine. In 1833 breekt opnieuw cholera uit. De epidemie is kort maar hevig. Daarna verdwijnt de gevreesde ziekte uit de stad, tot deze in 1848 terugkeert. Opnieuw komt Büchner in actie. Een schone omgeving ziet hij als een belangrijk wapen in de strijd tegen de cholera. Vuil drinkwater is dan wel ongezond en kan ziekten bevorderen, maar cholera krijg je er niet van, aldus Büchner. Deze stelling blijkt niet houdbaar. In 1883 treft Robert Koch de cholerabacil in het drinkwater aan. Al is de oorzaak van de cholera in 1832 en 1848 nog niet bekend, de op advies van Büchner genomen hygiënische maatregelen missen hun uitwerking niet.
Verspreiden van kennis
Büchner publiceert veel, onder meer over de pokken en cholera. Zijn belangrijkste werk Bijdragen tot de geneeskundige topographie en statistiek van Gouda is een van de eersten in zijn soort. In dit boekwerkje dat dateert uit 1842 schetst Büchner een indringend beeld van het negentiende-eeuwse Gouda. Nieuw is dat Büchner medisch-statistische methoden bij zijn onderzoek betrekt. Hij toont onder meer aan dat de gemiddelde leeftijd van de Gouwenaar in 1840 rond de 21,4 jaar ligt, beduidend lager dan elders in Europa. De hoge sterfte vindt volgens de stadsdokter niet zijn oorzaak in de geografische gesteldheid van de stad, maar in de vochtige arbeiderswoningen, de bedompte (pijpmakers)werkplaatsen, het opgehoopte afval in de nauwe straten, het vervuilde drinkwater en de hoge accijnzen op het voedsel. Allemaal zaken waarvoor het stadsbestuur medeverantwoordelijk is. Lagere accijnzen op de primaire levensbehoeften en meer aandacht voor hygiëne leiden tot een betere gezondheid en doen daarmee het sterftecijfer dalen, aldus Büchner. Ondanks zijn bevindingen duurt het nog jaren voordat het Goudse stadsbestuur zijn adviezen opvolgt.