Opkomst
De oorsprong van de Goudse bierbrouwerij ligt waarschijnlijk in de eerste helft van de veertiende eeuw. Dankzij de gunstige ligging van Gouda aan de belangrijkste vaarroute door Holland kunnen de Goudse brouwers op relatief goedkope wijze graan invoeren en kan het gebrouwen bier eenvoudig worden afgevoerd. Andere redenen voor de snelle groei van de bierindustrie zijn de aanwezigheid van voldoende schoon drinkwater – cruciaal voor het brouwen van bier – en de nabijheid van een groot turfwingebied rond de stad: aan goedkope brandstof geen gebrek.
Gouds Kuitbier
In het midden van de veertiende eeuw wordt gruit vervangen door het langer houdbare hop als hoofdbestanddeel van bier. Vooral de export richting Vlaanderen en Brabant neemt hierdoor een grote vlucht. Tussen 1360 en 1370 verviervoudigt de Goudse bierproductie naar zo’n 7 miljoen liter per jaar, maar daar blijft het niet bij. Begin vijftiende eeuw schakelen de Goudse bierbrouwers over van het zware Hamburgerbier naar het lichtere en goedkopere Kuitbier (een mengsel van hop, gerst en rogge). Binnen enkele decennia verovert het Goudse Kuit de Zuid-Nederlandse markten en produceert Gouda ruim 15 miljoen liter bier per jaar. Grote steden als Gent, Brugge en Antwerpen zijn grotendeels afhankelijk van het Goudse bier. In Antwerpen krijgen de Goudse schippers in 1447 zelfs een eigen losplaats in de haven: het Bierhoofd.
Brouwerij Het Ossenhooft
Op Westhaven 63 is in de middeleeuwen bierbrouwerij Het Ossenhooft gevestigd. Zowel de naam op de gevel als de afbeelding van de vergulde kop van een os in het rijk versierde raam boven de deur herinneren hieraan. In zijn huidige gedaante dateert het gebouw, en dus ook het zogenaamde snijraam, van rond 1780. Maar al in 1598 staan het pand en de bijbehorende brouwerij aan de achterzijde bekend als Het Ossenhooft. In het middeleeuwse brouwersjargon is ‘een okshooft’ (vaak verbasterd tot ‘ossenhooft’) een inhoudsmaat ter grootte van een kwart bierton. De brouwer zal om die reden Het Ossenhooft wel een passende benaming hebben gevonden. Waarschijnlijk staat er al vóór 1598 een brouwerij op deze locatie, want in Walvis lezen we dat in 1572 de geuzen dreigen het kasteel op De Punt onder meer te beschieten vanaf brouwerij Het Ossenhooft.
Ondergang
In het laatste kwart van de vijftiende eeuw zet een daling van het aantal brouwers in. Telt Gouda rond 1470 nog 200 brouwers, in 1509 zijn dat er nog slechts 151 en in 1545 een schamele 100. De oorzaak van de daling moet gezocht worden in het toenemende protectionisme in Vlaanderen en Brabant - hoge importtarieven op Gouds bier ter bevordering van de eigen brouwsector - en het starre hanteren van de regels door het Goudse stadsbestuur. Het stadsbestuur blijft vasthouden aan een maximum van 3075 vaten per brouwer per jaar, terwijl er in andere steden flexibel met de nieuwe omstandigheden wordt omgesprongen en zelfs schaalvergroting plaatsvindt. Het gebrekkige aanpassingsvermogen van Gouda heeft tot gevolg dat de naaste concurrenten Delft en Haarlem de stad in de zestiende eeuw voorbij streven. De genadeklap volgt met het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Als gevolg van de Spaanse aanwezigheid in de Zuidelijke Nederlanden en de onrust op het platteland daalt de bierproductie in Gouda met maar liefst 90%. Deze klap komt de Goudse bierindustrie nooit meer te boven.