Lange tijd is dit stadhuis met recht het bestuurlijke centrum van de stad. Er wordt vergaderd, recht gesproken, de gemeentelijke administratie huist er, evenals het stadsarchief, er is een Gijzelkamer voor wanbetalers en er is een burgemeesterskamer voor de vier burgervaders die Gouda in 1475 aanstelt. De gemeentelijke diensten zijn in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw verhuisd. Het monumentale sfeervolle stadhuis is nog steeds de plek bij uitstek voor ontvangsten en tentoonstellingen én om te trouwen. De voorgevel van het stadhuis staat zo dat bezoekers uit de richting van de Haven en Gouwe de mooiste aanblik hebben.
De plaats van het stadhuis
Het marktplein van Gouda heeft een niet alledaagse vorm, het segment van een cirkel. Dat is het resultaat van de vroegere landontginningen en de later ontstane bebouwing. De hoofdstraten Lange Tiendeweg en Kleiweg komen in een scherpe hoek bij elkaar. Het plein bij de kruising krijgt daardoor de vorm van een soort taartpunt. Midden op dit plein staat het Goudse stadhuis. Zoals veel steden in de middeleeuwen krijgt ook Gouda te maken met stadsbranden. In 1361 breekt ergens in de stad een brand uit en door de harde wind gaan veel van de grotendeels houten huizen in vlammen op. Ook het raadhuis heeft waarschijnlijk schade opgelopen. De huizen worden weer opgebouwd, maar nu met echte schoorstenen en dakpannen. Het raadhuis van voornamelijk leem en stenen wordt hersteld.
Een nieuw stadhuis
In 1395 geeft stadsheer graaf Guy van Blois toestemming voor de bouw van een nieuw, groot bestuurlijk centrum: het stadhuis. Dat moet dan wel midden op het marktveld komen, zodat het minder vatbaar is voor brand. De burgers gebruiken het marktveld inmiddels als vuilstort, zodat het terrein opgehoogd wordt en dus minder drassig. Maar de plannenmakerij gaat traag! Ruim veertig jaar verlopen als opnieuw een grote brand bijna de hele stad in as legt. Slechts vijf huizen blijven min of meer gespaard, waaronder het raadhuis aan het marktveld. Nu komen er toch serieuze plannen voor het nieuwe stadhuis. Al het puin in de stad wordt op het drassige marktveld gestort. Na een paar jaar wordt het terrein gedraineerd en geëgaliseerd. In het midden komt een enorm rooster van beuken balken te liggen, de fundering. De voorgevel van het nieuwe stadhuis komt zó te staan dat bezoekers, die uit de richting van de Haven en Gouwe komen (de oude stad), de mooiste aanblik hebben. In 1448 kan de bouw van het stadhuis beginnen.
De bouw
Wie van de Commissie van Fabricage (de bouwcommissie) de architect van het gebouw is, is niet duidelijk. Wel weten we dat de ingehuurde steenhouwer Steven van Afflighem de gevels van het stadhuis ontwerpt. Hij laat daarvoor de zogenaamde Gobertange-steen uit Waals Brabant komen. De stenen zijn in de steengroeve al voorbewerkt en hoeven alleen nog maar pasgemaakt te worden. Zelf hakt hij enkele natuurstenen kozijnen. Een andere steenhouwer, Jan Keldermans III, brengt een jong familielid (zijn zoon?) als leerling mee. Zij zijn lid van de belangrijke Vlaamse steenhouwers- en architectenfamilie Keldermans, die tussen ongeveer 1370 en 1520 in de Zuidelijke Nederlanden en Holland werkzaam is. Ook steenhouwer Lodewijck Willemsz wordt ingehuurd. Maar zij zijn niet de enigen. Uit stadsrekeningen blijkt dat ruim honderd vaklieden aan het grote project meedoen, onder meer uit Duitsland en Vlaanderen, en natuurlijk ook uit Gouda zelf. Sommige Gouwenaars doen dat zelfs vrijwillig en zonder betaling. Na twee jaar wordt het stadhuis in gebruik genomen. Als negen jaar later het windvaantje geplaatst wordt, is het stadhuis helemaal klaar. Het ziet er aan de buitenkant grotendeels zo uit als wij het 560 jaar later (weer) kennen.
Bestuurlijk centrum
Het stadhuis is in 1450 met recht het bestuurlijke centrum van de stad. De toegang is via de grote trap aan de voorkant. Dit is tevens de hoofdverdieping, waar ook het ruime wachtlokaal van de stadswacht is. In een hoek is het kamertje van de wachtofficier. In de tweede ruimte, de Middelkamer, vergadert de ‘vroedschap’ ofwel de gemeenteraad. Soms fungeert de zaal als rechtbank (zie hieronder). Achter deze zaal is de Raadkamer. Daar vergaderen de twee burgemeesters en de zeven ‘schepenen’, een soort wethouders die ook bij de rechtspraak betrokken zijn. Vanaf 1475 stelt Gouda vier burgemeesters aan. Deze krijgen een aparte Burgemeesterskamer door de Raadkamer van voor naar achter in tweeën te delen. Via een spiltrap in het wachtlokaal is de bovenverdieping te bereiken. Aan de voorkant woont de stadsbode. Deze belangrijke man gaat over de dagelijkse gang van zaken in het stadhuis. Daarnaast is hij ceremoniemeester, stadsomroeper en stadsdeurwaarder. Er is ook een Gijzelkamer, waar wanbetalers opgesloten worden totdat hun familie hun schulden aflost. De rest van de bovenverdieping is voor de gemeentelijke administratie. Daar zitten de ‘thesauriers’ ofwel de financiële mensen. Links achterin is de Schrijfkamer en rechts achterin de kamer voor de toezichthouders van de weeshuizen. Een ladder leidt naar de grote zolder. Buiten is onder de trap een toegangsdeurtje te zien. Daarachter schijnt de munitie voor de schutterij te liggen. In de achterste ruimte komt na een paar jaar de nieuwe Vleeshal. Bij de ingang aan de zijkant van het stadhuis, onder de gewelven, is te zien hoe daar vlees wordt gekeurd en verkocht.