Erasmus is het onwettige kind van een priester en een pastoorshuishoudster. Hij blijkt al vroeg uitstekend te kunnen leren en het is zijn grote wens om verder te studeren. Uit nood en onder druk van zijn familie kiest hij echter voor het kloosterleven en doet zijn intrede in het klooster Stein bij Haastrecht. Als Erasmus kans ziet het kloosterleven vaarwel te zeggen, begint hij een loopbaan die hem op veel plaatsen in Europa brengt. Zijn openlijke kritiek op kerkelijke misstanden gaat ver, toch blijft hij de kerk trouw. Erasmus sterft in 1536 in de wetenschap dat zijn eenheidsideaal door de vele kerkscheuringen een illusie is.
Een Gouwenaar?
Erasmus is nog geen twintig jaar als hij in 1488 zijn intrede doet in het Haastrechtse klooster Stein. Hij heeft dan al een bewogen jeugd achter de rug. Er rust namelijk een smet op zijn geboorte, omdat hij kind is van een priester en een pastoorshuishoudster. Zijn moeder gaat net voor of vlak na zijn geboorte naar familie in Rotterdam. Waarschijnlijk wil zij zo de spottende blikken van Gouwenaren ontlopen. Vier jaar later keert zij terug naar Gouda. Daar volgt de kleine Erasmus lessen aan de parochieschool, bij zijn oom Pieter Winckel. Het is al vroeg duidelijk dat de jongen uitstekend kan leren. Samen met zijn broer Pieter wordt hij daarom naar de beroemde Lebuïnusschool in Deventer gestuurd. Ook volgt hij nog lessen in Utrecht en ’s-Hertogenbosch. In al deze plaatsen wordt Erasmus geschoold in de geest van de Moderne Devotie. Lekenvroomheid staat daarin centraal. Het liefst zou Erasmus doorleren aan een universiteit, maar door het overlijden van zijn vader is daarvoor geen geld. Bovendien mag hij als kind uit een onwettige relatie niet promoveren. Erasmus kiest uit nood en onder druk van zijn familie uiteindelijk voor het kloosterleven.
Nieuwe loopbaan
In het klooster verdiept Erasmus zich het liefst dag en nacht in de boeken. Het vochtige klimaat en het zompige land vindt hij maar niks. Tot overmaat van ramp wordt ook nog zijn genegenheid voor een jonge monnik, Servaas Rogier, bot afgewezen. In 1493 ziet Erasmus kans het kloosterleven achter zich te laten. Hij krijgt een aanbod om secretaris te worden van de bisschop van Kamerijk. Erasmus begint daarmee aan een loopbaan die hem op veel plaatsen in Europa zal brengen. Gouda en het klooster wil hij nooit meer terugzien. Daarvoor zijn de jeugdherinneringen voor hem te pijnlijk. Het liefst dekt hij dit verleden helemaal toe. Vandaar dat hij in zijn verdere leven sjoemelt met zijn geboortejaar. Ook noemt hij zich voortaan Roterodamus, ook al woonde hij alleen in zijn kleuterjaren in Rotterdam. Vanaf zijn 29ste gebruikt Erasmus zelfs een andere voornaam: ‘Desiderius’ ofwel ‘de gewenste’. Dat is een veelzeggende naam voor iemand die zich als kind niet gewenst weet. Erasmus kan wel degelijk in Gouda geboren zijn, maar hij wil het zelf niet weten en Rotterdam al evenmin.
Betekenis van Erasmus
De katholieke kerk is bij Erasmus’ vertrek uit het klooster Stein nog een eenheid. De kritiek op de vele misstanden wordt echter steeds luider. Ook Erasmus ergert zich groen en geel aan de hebzucht, het voortrekken van familieleden, de baantjesjagerij en de geldklopperij door de geestelijkheid. Hij wil dat de kerk gezuiverd wordt. Op basis van oude geschriften pleit hij voor een terugkeer naar een eenvoudig en oprecht christendom. Er verschijnen vele boeken van zijn hand. Het meest bekend wordt hij met een luchtig boekje, dat hij schrijft op de rug van een paard tijdens een reis naar Italië. In dit werk, Lof der Zotheid, maakt hij kerkelijke en politieke machthebbers belachelijk. Zijn kritiek gaat heel ver. Toch is hij tegen een breuk met de kerk. Luther en Calvijn verlaten de kerk, maar Erasmus wil haar van binnenuit veranderen. Zijn laatste levensjaren slijt hij in het Zwitserse Basel. Daar schrijft hij nog vele brieven aan vrienden en hoogwaardigheidsbekleders in Europa. In 1536 sterft Erasmus. Op dat moment blijkt zijn eenheidsideaal door de vele kerkscheuringen al een illusie.